Golfplaten daken kunnen gevaarlijk zijn omdat ze asbest afgeven. Vooral daken zonder dakgoot vormen een groot risico. Dat staat in een rapport van OVAM dat intussen al vier jaar oud is. “Dat die studie vier jaar stof ligt te vergaren, zonder dat er structurele maatregelen worden genomen, vind ik onacceptabel”, zegt Johan Danen van Groen, die het rapport kon inkijken.

Golfplaten daken zie je wel meer op fietsenstallingen, schuurtjes of gebouwen van jeugd- en sportterreinen. Wanneer deze golfplaten door de weersomstandigheden verweren, komen asbestvezels vrij. Vooral als het regent, spoelen de asbestvezels mee weg naar de grond. Is er een dakgoot, dan verdwijnen ze met het water via de riolering. Maar vaak is dat niet het geval, en kunnen de vezels zich via de lucht verspreiden.

“Als dat dag na dag, jaar na jaar gebeurt, is er ondertussen wel al best een hoeveelheid asbest aanwezig, waarover je je zorgen kunt maken”, zegt Groen-parlementslid Johan Danen, die het rapport van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij OVAM -dat intussen al dateert van 2013- kon inkijken.

“Dat deze studie stof ligt te vergaren, is onacceptabel”

Volgens het rapport is de vezelvrijstelling zeer hoog. In de aanbevelingen wordt gezegd dat sterk verweerde golfplaten daken zonder dakgoot op een verhard oppervlak waar veel beloop is prioritair zouden moet worden vervangen of op zijn minst van een dakgoot worden voorzien.

“Dat die studie vier jaar stof ligt te vergaren, zonder dat er structurele maatregelen worden genomen, vind ik onacceptabel”, zegt Johan Danen. Hij verwijt minister van Milieu Joke Schauvliege (CD&V) nalatigheid en zegt dat hij haar in het parlement aan de tand zal voelen.

“Er is volgens mij geen reden tot paniek, wel tot grote bezorgdheid”, zegt Danen. In Vlaanderen zijn er naar schatting 2 tot 4 miljoen ton asbesthoudende golfplaten of leien. Asbest inademen kan tientallen jaren later longvlieskanker veroorzaken.

Dat ze niets gedaan heeft met de bevindingen van het onderzoek, spreekt minister van Milieu Schauvliege tegen. “Er zijn tal van studies uitgevoerd en we zijn daar direct mee aan de slag gegaan. Het resultaat is dat de Vlaamse regering in 2014 de beslissing heeft genomen om naar een asbestvrij Vlaanderen te gaan tegen 2040.”

Bron: Deredactie.be

Ook dit jaar plant de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk (TWW) van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) een aantal nationale en regionale inspectiecampagnes. Zowel nationaal als regionaal worden er een aantal sectoren onder de loep genomen.

 

Nationale campagnes

  • lichte ongevallen: EHBO-register
  • interimsector: in het kader van SLIC
  • wegmarkeringen: (gevaarlijke) agentia: REACH

De campagne liften samen met de FOD Economie zal verder gezet worden en er zullen ook campagnes zijn in bepaalde sectoren samen met TSW.

 

Lokale campagnes

  • West-Vlaanderen: precair werk; onderaanneming in bedrijven
  • Oost-Vlaanderen: asbest in containerparken
  • Antwerpen: psychosociale risico’s mbt acute hulpverleningsdiensten
  • Limburg-Vlaams-Brabant: drukkerijen (en samenwerking met RD Antwerpen)
  • Brussel: hotels en horeca
  • Henegouwen: onderwijs: psychosociale risico’s
  • Namen-Luxemburg-Waalse-Brabant: sociale huisvesting: asbest
  • Luik: openbaar vervoer: onderaanneming TEC

Bron: attentia.be

Zitten is het nieuwe roken. Net daarom investeren meer en meer werkgevers in ergonomische, verstelbare zit/sta-bureaus. De voordelen zijn legio. Wij sommen ze graag voor je op. En we zetten tegelijkertijd ook enkele nadelen op een rijtje.

Rugklachten, RSI, concentratieverlies… wie langdurig in dezelfde houding zit, heeft een verhoogde kans op allerlei klachten. De oplossing? Een in de hoogte verstelbare zit/sta-werkplek. Kwestie van zittend en staand werk af te wisselen. In Scandinavië zijn deze verstelbare bureaus al een tijdje ingeburgerd maar ook in ons land zijn de zit/sta-bureaus in opmars.

Voordelen

  • Het grootste voordeel is van ergonomische aard. Afwisselen tussen zittend en staand werken voorkomt heel wat klachten. Ergonomen benadrukken dat het al gezond is als je zo’n 20% van de werktijd staat in plaats van zit.
  • Er zijn ontzettend veel mogelijkheden voor zit/sta-bureaus. In verschillende afmetingen en diverse materialen. Zowel manueel als elektrisch verstelbaar. Zelfs voor hoekbureaus zijn er perfecte alternatieven. Bij heel wat aanbieders kun je het onderstel en tafelblad zelf samenstellen.
  • De hoogte van een zit/sta-bureau is eenvoudig aan te passen per gebruiker. De ideale hoogte voor een staand bureau? Navelhoogte!
  • Heel wat gebruikers hebben aangename ervaringen van een zit/sta-bureau.
  • Zit/sta-bureaus passen in nagenoeg elke sector en op elke locatie: aan het onthaal, in een kantooromgeving, in een vergaderzaal, in de klas, …
  • Uit een onderzoek blijkt dat een staande vergadering gemiddeld 35% sneller afgehandeld is.
  • Ook op vlak van budget zijn er diverse mogelijkheden. Je hebt instapmodellen voor een paar honderd euro maar er zijn ook gesofisticeerde modellen met elektrische bediening, fraaiere afwerking, kabelgoten, enzovoort.
  • Er bestaan elektrisch vestelbare zit/sta-bureaus met een geheugenfunctie. Via een display verstel je het werkblad moeiteloos naar jouw ideale zit- of sta-hoogte.

Nadelen

  • In de meeste gevallen is een zit/sta-werkplek duurder dan een gewoon bureau. Als je werkgever in één keer alle bureaus wilt vervangen, is dat een forse investering.
  • Je kunt nog altijd rugklachten krijgen als je de verkeerde hoogte instelt.
  • Een elektrisch verstelbaar bureau verbruikt elektriciteit en heeft dus dag in, dag uit verbruikskosten.
  • Niet iedereen staat open voor gedragsverandering.

 

Bron: Jobat.be

Het KB van 7 december 2016 dat op 18 januari 2017 in het staatsblad is verschenen, heeft verscheidene wijzigingen aangebracht in het KB Basisnormen brand. Het gaat onder meer over wijzigingen in de definities, in het toepassingsgebied en i.v.m. de brandveiligheid van liften. Daarnaast zijn er nog wijzigingen onder invloed van de Europese bouwproductenverordening.
Kader
Het KB Basisnormen brand is het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. Het KB bevat bouwvoorschriften voor nieuwe gebouwen inzake brandpreventie en is opgebouwd uit gemeenschappelijke bepalingen en voorschriften per type gebouw. Er zijn bijlagen die van toepassing zijn op lage, middelhoge, hoge en industriële gebouwen.
Het KB van 7 december 2016 (BS 18 januari 2017) brengt wijzigingen aan in dit KB.
“Nieuw”
Een opvallende wijziging is het feit dat het woord “nieuw” uit de titel wordt gehaald. De voorschriften zijn weliswaar van toepassing op “nieuwe” gebouwen (de datum van de bouwaanvraag is bepalend), maar gelden ook voor uitbreidingen van bestaande gebouwen. Daarom is er nu voor geopteerd om het woord “nieuw” uit de titel te halen.
Toepassingsgebied
Welke brandvoorschriften gevolgd moeten worden (welke bijlage) hangt af van het type gebouw (niet-industrieel of industrieel), van de hoogte van het gebouw (laag, middelhoog of hoog) en van de datum van de bouwaanvraag (na 31 december 1997, vóór of vanaf 1 december 2012). Elke bijlage omschrijft telkens duidelijk het toepassingsgebied. Hierin worden een aantal versoepelingen aangebracht. Zo wordt het bijvoorbeeld makkelijker om niet-industriële en industriële activiteiten in één gebouw samen te brengen.
Verder is in art. 2 nu het principe toegevoegd dat een gebouw ook mag voldoen aan de soepelere (of strengere) voorschriften van recentere regelgeving. Hierdoor wordt het mogelijk om bepaalde uitzonderingen of aanpassingen die in recentere regelgeving toegelaten zijn, ook toe te passen op gebouwen die al opgericht zijn of waarvoor er reeds een bouwaanvraag is.
Bouwproducten
De Europese bouwproductenverordening (305/2011) maakt een vrij verkeer van bouwproducten mogelijk. De bouwproducten zijn ingedeeld op basis van Europese klassen voor brandweerstand en reactie bij brand. Deze Europese klassen worden ook gehanteerd in het KB Basisnormen brand (sinds 2012). Dat betekent dat de voorschriften in het KB inzake de brandweerstand en de reactie bij brand van bouwproducten sinds 2012 bepaald zijn op basis van de Europese normen, en niet meer op basis van de Belgische. Voor de bouwproducten op basis van de Belgische klassen voorzag het KB Basisnormen een overgangsperiode tot 1 december 2016. Deze overgangsperiode is nu aangepast in het KB basisnormen brand. De nieuwe bepaling stemt de overgangsperiode voor producten af op wat er op Europees niveau is vastgelegd. Deze bepaling heeft tot doel ervoor te zorgen dat voor bepaalde bouwproducten de Belgische en Europese overgangsperiode gelijk lopen.
Liften
Het KB voert ook voorschriften in voor de brandveiligheid van elektrische en hydraulische liften. Deze nieuwe voorschriften voor liften worden aangepast aan de stand van de techniek en de evolutie van de Europese normalisatie. Zo wordt er voor de liften bestemd voor de brandweerdiensten voortaan naar de norm EN 81-72 verwezen die eenvormige bepalingen bevat voor brandweerliften. De werking van de liften in geval van brand wordt aangepast aan de norm EN 81-73. De bepalingen die voortaan van toepassing zijn op liften bestemd voor het evacueren van personen met beperkte mobiliteit, zijn ook in overeenstemming met het ontwerp van de norm prEN 81-70.
Inwerkingtreding
Dit KB treedt in werking op 1 april 2017. Het artikel waarin de overgangsperiode voor de geharmoniseerde normen in lijn wordt gebracht met de Europese overgangsperiode, treedt retroactief in werking vanaf 1 december 2016.

 

Bron: PreventActua

Zoals elk jaar op het einde van maart, moet de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk een jaarverslag opmaken van de activiteiten van het voorbije werkjaar. FOD WASO stelt hiervoor elk jaar modelformulieren ter beschikking op het internet. Het te gebruiken model verschilt naargelang de samenstelling van de organisatie en de bijhorende preventiedienst. Er is geen verschil met de vorige modellen; omwille van de continuïteit werd de vorm van het jaarverslag behouden.

Op 23 februari 2017 wordt het Vlaams omgevingsloket operationeel. Aanvragen met verplichte medewerking van een architect moeten vanaf 23 februari 2017 digitaal worden ingediend, ongeacht of de gemeente in de omgevingsvergunning is ingestapt of niet. Ook voor professionals wordt overal vanaf 23 februari de digitale vergunningsaanvraag verplicht.

Gemeenten die meer tijd nodig hebben om de omgevingsvergunning te implementeren kunnen daarvoor tijd krijgen tot 1 juni 2017. Hun aanvraag voor uitstel moet voor 14 februari 2017 worden ingediend. De gemeenten die beslist hebben tot uitstel en de datum tot wanneer dit uitstel geldt, zullen vanaf 20 februari 2017 te vinden zijn op www.omgevingsloket.be. Dergelijk uitstel bestaat niet voor de Vlaamse en de provinciale projecten.

Milieuvergunningen worden vanaf 23 februari 2017 verleend voor onbeperkte duur, uiteraard rekening houdende met de decretaal voorziene uitzonderingen.

Bron: http://www.publius.be/

14% van de Belgische werknemers geeft aan gemiddeld meer dan twee of drie consumpties per dag te verbruiken. Overmatig alcoholgebruik en stress gaan hand in hand, zo blijkt uit onderzoek van HR-dienstverlener Securex bij meer dan 1.600 Belgische werknemers.

Het onderzoek
De studie gebeurde in het kader van het tweejaarlijks benchmarkonderzoek. Hierin werd onder meer tevredenheid, stress, vitaliteit, motivatie en betrokkenheid van de Belgische werknemer in kaart gebracht. De data werden verzameld via online enquêtes. 1.754 loontrekkende werknemers uit de Belgische arbeidsmarkt namen in januari 2015 deel aan de studie en na resampling telde de steekproef 1.671 respondenten. De steekproefverdeling stemt voor de variabelen geslacht, leeftijd, regio en statuut overeen met de verdeling in de Belgische arbeidsmarkt.

10 consumpties per week
De limiet van 10 consumpties per week werd eind 2016 ingevoerd door de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD). Eerder werd de wekelijkse consumptie van 21 drankjes voor mannen en 14 voor vrouwen als “veilig” beschouwd.

Problematisch alcoholgebruik
Volgens Securex drinkt ruim 14% van de Belgische werknemers meer dan wat de VAD aanraadt. Dubbel zoveel mannen als vrouwen geven aan overmatig te drinken (18% vs. 9%).
Het aantal werknemers met problematisch alcoholgebruik is al zes jaar lang zo hoog. De cijfers van het alcoholgebruik daalden wel tot 10% in de periode 2009-2010, volgens Securex vermoedelijk door de invoering van het rookverbod.

Stress: richt je niet tot de fles
Werknemers die veel stress ervaren op hun werk of in hun privésituatie zijn vaker problematische drinkers. Een glaasje wijn of een glas porto na een stressvolle dag kan eventueel helpen om de stress op korte termijn te verlagen, maar dit lost het probleem niet op. Integendeel, als je bij elke stresserende situatie naar het glas grijpt, leidt dat op termijn tot problematisch alcoholgebruik. Alcohol gebruiken om stress te verminderen is een vaak gebruikt, maar erg fout ‘coping’ mechanisme. Alcohol is nefast voor het neurologische systeem en induceert juist stress. Sporten of bewegen is het gezonde alternatief. De endorfines die dan vrijkomen, helpen ook de stress te verminderen.

Sensibiliseren
Medewerkers sensibiliseren over de risico’s van alcoholgebruik kan helpen om acute of chronische problemen te voorkomen. Het komt erop neer de problematiek met werknemers op een constructieve manier bespreekbaar te maken.

En wat als het feest is?
Om overmatig alcoholgebruik te voorkomen bij werkgerelateerde feestjes:
– Zorg voor voldoende niet-alcoholische alternatieven van hoge kwaliteit.
– Indien er toch alcohol geschonken wordt, verkies kwaliteit boven kwantiteit (schenk bv. één glas goede champagne in plaats van drie glazen goedkopere schuimwijn).
– Maak duidelijke afspraken over deelname aan het verkeer:
.  Voorzie transport.
.  Voorzie alcoholtesters zodat mensen zich kunnen testen.

 

Bron: Securex

De wet van 11 december 2016 houdende diverse bepalingen inzake ambtenarenzaken (BS 22 december 2016) erkent ongevallen van ambtenaren ten gevolge van terrorisme als arbeidsongevallen.
Andere regels
Voor werknemers van openbare diensten gelden niet dezelfde regels als voor werknemers in de privésector. De Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 (BS 24 april 1971) bevat de belangrijkste bepalingen in verband met arbeidsongevallen in de privésector. Voor arbeidsongevallen in de overheidssector is de Wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector (BS 10 augustus 1967) de basiswet.
Een van de grootste verschillen tussen de arbeidsongevallenregelingen in de private en de openbare sector is het feit dat de overheidsdiensten zelf moeten instaan voor de vergoeding van de arbeidsongevallen bij hun personeelsleden.
Terrorisme
In de arbeidsongevallenwet staat geen definitie van het begrip terrorisme. De wetgever verwijst hiervoor naar de wet van 1 april 2007 betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door terrorisme. Onder terrorisme wordt verstaan “een clandestien georganiseerde actie of dreiging van actie met ideologische, politieke, etnische of religieuze bedoelingen, individueel of door een groep uitgevoerd, waarbij geweld wordt gepleegd op personen of de economische waarde van een materieel of immaterieel goed geheel of gedeeltelijk wordt vernield, ofwel om indruk te maken op het publiek, een klimaat van onveiligheid te scheppen of de overheid onder druk te zetten, ofwel om het verkeer of de normale werking van een dienst of een onderneming te belemmeren”.
Gelijkstelling met arbeidsongevallen
Na de aanslagen van 11 september 2001 werd een aparte bepaling ingevoerd in de wetgeving die van toepassing is in de privésector voor wat betreft de arbeidsongevallen. De arbeidsongevallenwet van 1971 bevat dus een aparte bepaling die daden van terreur tijdens het werk of op weg van of naar het werk gelijk stelt met arbeidsongevallen (art. 7, aangepast door de wet van 1 april 2007). Voor de openbare sector bestond zo’n regeling nog niet.
De wet van 11 december 2016 houdende diverse bepalingen inzake ambtenarenzaken (art. 3 en 9) voert deze bepaling in in de wet van 3 juli 1967 betreffende de arbeidsongevallen in de overheidssector, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2016.

De overgangsperiode werd vastgelegd in artikel 47 van de PBM-verordening (Verordening 2016/425 van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad).
Tijdens een workshop op 16 november 2016 in Brussel, bevestigde de Europese Commissie dat de bepalingen van het artikel 47 op de volgende manier moeten gelezen worden : alle persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) die na 21 april 2019 gemaakt worden, zullen moeten conform de PBM-verordening zijn, zelfs die PBM waarvoor een geldige verklaring van EG-typeonderzoek bestaat volgens richtlijn 89/686/EEG. Dit betekent dat de overgangsperiode die voorzien is in de verordening misschien een marktverstoring met zich mee brengt.

De fabrikanten zullen hun volledig gamma moeten her-certificeren terwijl de aangemelde instanties waarschijnlijk niet in staat zullen zijn deze overvloed aan aanvragen tijdig te verwerken.

 

Bron: Eurogip

Hoeveelheid licht
Het KB basiseisen arbeidsplaatsen van 2012 wordt op enkele punten verduidelijkt. Ten eerste op vlak van verlichting. Tot nu toe moest de werkgever een risicoanalyse uitvoeren om de hoeveelheid licht te bepalen en er voor te zorgen dat ongevallen door de aanwezigheid van voorwerpen of hindernissen en vermoeidheid van de ogen werden voorkomen. Hierbij liet men de werkgever vrij om de normen NBN EN 12464-1 en NBN EN 12464-2, respectievelijk voor binnen- en buitenverlichting, toe te passen dan wel voorschriften van de Minister van werk. Deze laatste voorschriften waren tot nu toe echter nog niet gepubliceerd.

Lux-waarden
In bijlage II van het KB worden deze nu wel opgenomen in de vorm van lux-waarden zoals we deze min of meer kennen uit art. 62 van het ARAB, namelijk in functie van het type werk. Er worden wel enkele andere belangrijke parameters vermeld zoals verblinding, kleurweergave-index en kleurtemperatuur. In het kader van noodverlichting is er een verduidelijking voor situaties waar werknemers bij het uitvallen van de kunstverlichting aan een verhoogd risico worden blootgesteld. Men wil bekomen dat men gepast het werk kan afsluiten door ten minste 10% van de normale verlichting te voorzien.

Verse lucht
Wat verluchting betreft, wordt het begrip “zuivere lucht” vervangen door “verse lucht” met het oog op het consequent gebruik van dezelfde termen. Er werd gekozen voor “verse lucht” vermits lucht in principe nooit volledig zuiver kan zijn. Verder wordt de verplichte 30 m³ lucht per uur en per in de besloten werkruimte aanwezige werknemer vervangen door een na te streven CO2-gehalte. De werkgever moet technische of organisatorische maatregelen nemen om onder een CO2-concentratie van 800 ppm te blijven. De absolute grenswaarde van CO2 in deze werklokalen mag nooit hoger zijn dan 1200 ppm. Deze nieuwe bepaling is aangepast aan de huidige wetenschappelijke inzichten betreffende de gezondheidseffecten door een tekort aan verluchting en geeft de werkgever de mogelijkheid deze gemakkelijker te meten dan het ventilatiedebiet.

Luchtvochtigheid
Ten slotte wordt nog een oude ARAB-waarde terug uit de kast gehaald, de relatieve vochtigheid. Het streefdoel is voortaan om deze tussen 40 en 60 % te houden, tenzij dit om technische redenen niet mogelijk is. Maar de werkgever mag hiervan afwijken tot een relatieve luchtvochtigheid tussen 35 en 70 % indien hij aantoont dat de lucht geen chemische of biologische agentia bevat die een risico kunnen vormen voor de gezondheid van de aanwezige personen op de arbeidsplaats.

Bron: Prebes.be