Het KB van 2 mei 2019 (BS 21 mei 2019) wijzigt de codexbepalingen over arbeidsplaatsen. De werkgever moet voortaan een risicoanalyse van de binnenluchtkwaliteit uitvoeren. Maatregelen zijn vereist om de CO2-concentratie op werkplekken lager dan 900 ppm te houden. Voor bestaande gebouwen die niet aan de regels kunnen voldoen, is een actieplan nodig dat aangeeft hoe de situatie zal verbeterd worden.
Wettelijk kader
Het KB van 2 mei 2019 tot wijziging van de codex over het welzijn op het werk inzake de binnenluchtkwaliteit in werklokalen verscheen op 21 mei 2019 in het Belgisch Staatsblad. Het brengt wijzigingen aan in de Codex welzijn op het werk en voornamelijk in Boek III Arbeidsplaatsen, Titel 1 Basiseisen betreffende arbeidsplaatsen, Hoofdstuk 4 Luchtverversing (art. III.1-34 – art. III.1-37). Het KB vervangt het huidige art. III.1-34 door een volledig nieuw artikel en brengt kleine wijzigingen aan in art. III.1-36.
Definitie werklokaal
De regels beogen een betere bescherming van de gezondheid van de werknemers door ervoor te zorgen dat ze hun werk kunnen uitvoeren in werklokalen met een goede luchtkwaliteit. Om te verduidelijken wat precies bedoeld wordt met een werklokaal, wordt de codex ook uitgebreid met een definitie van werklokaal: ‘een lokaal waarin zich een werkpost bevindt’ (art. I.1-4, 29°). De definitie moet daarom in samenhang gelezen worden met de bestaande definitie van een werkpost, d.i. ‘de plek waar men werkt, het toestel of het geheel van uitrustingen waarmee men werkt, evenals de onmiddellijke werkomgeving’ (art. I.1-4, 20°). Kanttekening hierbij is dat de bepalingen over de binnenluchtkwaliteit worden ingepast in Titel 1 Basiseisen betreffende arbeidsplaatsen uit Boek III Arbeidsplaatsen. Deze titel is enkel van toepassing op arbeidsplaatsen zoals omschreven in art. III.1-1 (zie ook kader).
Wat is een arbeidsplaats?
Titel III.1 Arbeidsplaatsen omschrijft een arbeidsplaats als ‘elke plaats die bestemd is als locatie voor werkplekken in gebouwen van de onderneming, of inrichting, met inbegrip van elke andere plaats op het terrein van de onderneming of inrichting waartoe de werknemer in het kader van de uitvoering van zijn werk toegang heeft’ (codex, art. III.1-1). Het gaat niet enkel om werkplekken in gebouwen, ook deze in openlucht voldoen aan de definitie. Bovendien behelst de definitie ook werkplekken die (tijdelijk) ter beschikking worden gesteld (bv. satellietkantoren, containers).
Thuiswerkplekken voldoen niet aan de omschrijving.
Volgende werkplekken zijn expliciet uitgesloten van de definitie van een arbeidsplaats:
– transportmiddelen gebruikt buiten de onderneming of inrichting;
– arbeidsplaatsen in transportmiddelen;
– tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
– winningindustrieën;
– vissersvaartuigen;
– velden, bossen en andere terreinen die deel uitmaken van een landbouwbedrijf of bosbouwbedrijf maar die buiten het bebouwde gebied van dat bedrijf liggen. |
Uitgangspunt
Uitgangspunt is dat elke werkgever ervoor moet zorgen dat de werknemers in de werklokalen over een ‘goede binnenluchtkwaliteit’ beschikken. Deze omschrijving gaat verder dan wat de codex voorheen bepaalde, nl. ‘beschikken over voldoende verse lucht’ en benadrukt de preventie aan de bron (mogelijke verontreinigingsbronnen opsporen en aanpakken).
Risicoanalyse
Om preventiemaatregelen uit te werken, moet de werkgever een risicoanalyse uitvoeren. In de analyse moet er gekeken worden naar verscheidene mogelijke verontreinigingsbronnen, zoals:
– de aanwezigheid en de fysieke activiteit van personen;
– producten en materialen in de werklokalen, bv. bouwmaterialen, (vloer)bekleding, meubilair, planten en dieren, technische uitrusting, toestellen (zoals printers), gereedschap en machines;
– onderhoud, herstel en reiniging van de arbeidsplaatsen;
– kwaliteit van de aangevoerde lucht als gevolg van infiltratie en ventilatie, verontreiniging en werking van het ventilatie-, luchtbehandelings- en verwarmingssysteem.
Al deze verontreinigingsbronnen kunnen schade veroorzaken, gaande van irritatie van de ogen, de neus en de luchtwegen, hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen tot een snelle verspreiding van ziektekiemen, de vermindering van de productiviteit en de verhoging van het absenteïsme.
Voor de risicoanalyse kan gebruik gemaakt worden van visuele inspecties, controle van installaties en documenten, en is ook de medewerking van de werknemers vereist. Eventueel kan het ook nodig zijn om metingen uit te voeren.
CO2-concentratie
Technische en/of organisatorische maatregelen zijn vereist om ervoor te zorgen dat de CO2-concentratie in de lokalen gewoonlijk lager is dan 900 ppm of dat er een minimum ventilatiedebiet van 40 m3 per uur per aanwezige persoon wordt gerespecteerd. De waarde van 900 ppm is hoger dan de CO2-concentratie van 800 ppm die bepaald was in de Codex (vorige versie van art. III.1-34).
‘Gewoonlijk’ betekent gedurende 95 % van de gebruikstijd, berekend over maximaal acht uur. Verder is de waarde van 900 ppm gebaseerd op een CO2-concentratie van 500 ppm boven een gemiddelde buitenconcentratie van 400 ppm. Als metingen aantonen dat de buitenconcentratie 400 ppm overstijgt, kan rekening worden gehouden met het verschil tussen 400 ppm en de werkelijke buitenconcentratie. Hogere concentraties omwille van hogere buitenverontreiniging zijn dus mogelijk.
Een afwijking is ook mogelijk indien de CO2-concentratie in de werklokalen gewoonlijk lager is dan 1200 ppm, of dat er een minimum ventilatiedebiet is van 25 m3 per uur per aanwezige persoon.
Voorwaarden hiervoor zijn echter dat de werkgever:
– op basis van de risicoanalyse aantoont dat de werknemers een gelijkwaardige of betere bescherming genieten als gevolg van het uitschakelen of verminderen van zoveel mogelijk verontreinigingsbronnen; en
– hierover voorafgaand advies vraagt van de bevoegde preventieadviseur en van het comité.
Nieuwe en bestaande gebouwen
De nieuwe codexbepalingen inzake het respecteren van de CO2-concentraties (III.1-34§3) zijn verplicht voor werklokalen in (gedeelten van) gebouwen die worden gebouwd, verbouwd of gerenoveerd met een bouwaanvraag na 1 januari 2020.
Voor bestaande gebouwen die nog niet aan deze normen kunnen voldoen, moet een actieplan worden opgesteld om ervoor te zorgen dat men op termijn wel aan deze normen voldoet. Er moet een stapsgewijze planning opgemaakt worden om de situatie geleidelijk aan te verbeteren met maatregelen op korte, middellange en lange termijn.
De andere bepalingen, zoals het uitvoeren van de risicoanalyse, gelden voor alle werkgevers.
Praktijkrichtlijn
Om de werkgevers te helpen bij het toepassen van deze regels, wordt een praktijkrichtlijn uitgewerkt en ter beschikking gesteld op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Bronnen:
– KB van 2 mei 2019 tot wijziging van de codex over het welzijn op het werk inzake de binnenluchtkwaliteit in werklokalen (BS 21 mei 2019)
– FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Nieuwe regels voor de kwaliteit van de binnenlucht in werklokalen
(Bron: Prevent)