Van middelen- naar doelstellingenwetgeving
De wet over welzijn op het werk viert haar 20ste verjaardag in 2016. Deze wet betekende een waarlijke omwenteling in de preventie van professionele risico’s. Dit vooral door te gaan van een systeem waarbij de bedrijven werd gevraagd de middelen in te voeren die door de wetgeving werden vastgelegd (ARAB) naar een systeem waarbij hen werd gevraagd doelstellingen te bereiken waarvan de belangrijkste het bewaren van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers zijn.

Nieuwe domeinen
Door de notie welzijn te introduceren heeft ze het preventieveld uitgebreid naar andere disciplines (ergonomie, arbeidshygiëne, psychosociale aspecten…) wat een meer globale benadering van veiligheid en gezondheid toelaat. Zelfs als de term “welzijn op het werk” na 20 jaar nog altijd niet goed gekend is en tot verwarring of zelfs lacherigheid kan leiden in België of in het buitenland, toont het steeds toenemend aantal musculoskeletale aandoeningen (MSA) en psychosociale risico’s hoezeer deze wetgeving als innovatief was van in het begin in 1996.

Hervorming preventiestructuren
Ze heeft ook geleid tot een hervorming van de preventiestructuren, vooral van de interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, om er een risicobeheer te ontwikkelen complementair aan het gezondheidstoezicht van de werknemers. Deze risicobeheersing gebeurt of zou moeten gebeuren op een multidisciplinaire wijze met de komst van preventieadviseurs van 5 verschillende disciplines: veiligheid, gezondheid, ergonomie, psychosociale aspecten en arbeidshygiëne.

Aanpassen aan nieuwe evoluties
Gedurende die 20 jaar is de wetgeving geëvolueerd door nieuwe Europese richtlijnen maar ook op basis van evaluaties van de noden van bedrijven op gebied van preventie. Ze probeert te volgen en zich aan te passen aan de vele en steeds snellere veranderingen in de arbeidswereld: de exponentiële evolutie van de nieuwe technologieën, de mondialisering, het verdwijnen van het industrieel weefsel en de opkomst van de diensteneconomie, de intensifiëring van het werk, de vervrouwelijking van de arbeidswereld, de diversiteit van de werknemers, de broosheid van sommige jobs, het verlengen van het beroepsleven, de vele herstructureringen, het nieuwe werk met virtuele organisaties, telewerk, landschapsbureaus, de individualisering van het werk ten koste van de collectivisering van het werk, de afstand tussen de economische besluitvormers en het reële werk, het lijden van eerstelijnsmanagers, het verlies van zingeving, het overeenstemmen van privé leven met professioneel leven…

Al deze onderling agerende problematieken zijn evenveel uitdagingen waaraan de evoluerende wetgeving probeert te antwoorden. Daarvoor werd ze gedurende die 20 jaar gevoed door:

  • de ervaring op het terrein en vooral de preventiespecialisten;
  • sociaal overleg;
  • de actualiteit;
  • statistieken van onderzoek over arbeidsomstandigheden of arbeidsongevallen en beroepsziekten;
  • politieke initiatieven;
  • samenkomsten en uitwisselingen met landen van en buiten de Europese Unie;

Deze 20 jaar zijn een gelegenheid om de evolutie van de wet te tonen maar ook om haar beter te laten kennen bij de bedrijven, op het terrein, daar waar ze nuttig en noodzakelijk is.

Tot een volwaardige preventie komen
De preventie van risico’s begint eerst door het gebruiken van de wet als hefboom, als een preventietool. Niettemin wordt ze nog te vaak aanzien als een administratief corvee, wat de preventie niet ten goede komt, bijvoorbeeld om te strijden tegen psychosociale risico’s of musculoskeletale aandoeningen, om beter rekening te houden met de veroudering van de werknemers of om de werkhervatting na een periode van arbeidsongeschiktheid te bevorderen.

Beroepsrisico’s verminderen en de arbeidsomstandigheden verbeteren zijn noodzakelijke voorwaarden om te komen tot kwaliteitsvolle, duurzame en werkbare jobs te komen.

Iedereen wint met preventie
Om bedrijven te helpen de wetgeving uit te voeren in de praktijk werden tools ontwikkeld om de bedrijven bij te staan om preventie werkelijk te integreren in hun dagdagelijkse productie- en dienstenactiviteiten, welke grootte en de specifieke risico’s ze ook mogen hebben.

Zo zal de onderneming niet alleen de wetgeving respecteren door de veiligheid en gezondheid van haar werknemers te garanderen, maar zal ze ook haar productiviteit, efficiëntie en de kwaliteit van haar producten en diensten verhogen.

De rijkheid van bedrijven, die 20 jaar geleden vooral bepaald werd door haar immobiele goederen en productiemachines, rust nu vooral op haar menselijk kapitaal. Het is dus van vitaal belang om dit te vrijwaren voor ieder zijn belang.

Bron: beswic

De kans op een arbeidsongeval is sinds 2007 met een kwart gedaald. Dat blijkt tenminste uit de cijfers van arbeidsongevallenverzekeraar Baloise Insurance. Het aantal zware ongevallen daalt echter niet.
Nog steeds veel zware ongevallen
In 2007 opende Baloise Insurance nog een schadedossier voor één op twaalf verzekerde werknemers. Dat waren er in 2014 één op 16 verzekerde werknemers, een daling van 25% (zie tabel 1). Vooral het aantal lichte ongevallen daalt, want het aantal zware ongevallen met zware letsels of overlijden tot gevolg blijft nagenoeg gelijk
Baloise Insurance spreekt van een zwaar ongeval van zodra de uitbetaling 250.000 euro of meer bedraagt. Dit zijn de dodelijk ongevallen of de ongevallen met langdurige ongeschiktheid.

Kleine bedrijven
Het risico op zware ongevallen is het grootst in kleine bedrijven, geeft Baloise Insurance aan. Bij bouwbedrijven met minder dan 20 werknemers, bijvoorbeeld, is de kans op een zwaar ongeval dubbel zo groot als in bedrijven met meer dan 20 werknemers.

FAO
De analyse van Baloise komt overeen met de cijfers van het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO). Volgens het FAO is het aantal arbeidsongevallen sinds 1985 gestaag gedaald. De daling van de zware ongevallen is echter minder spectaculair. In 2007 waren er 5,9 dodelijke arbeidsongevallen per 1.000 FTE’s. In 2014 waren dat er 5 op 1.000. Volgens het FAO dienen de arbeidsongevallenverzekeraars elk jaar zo’n 13.000 dossiers in voor een mogelijke blijvende arbeidsongeschiktheid. De helft daarvan resulteert effectief in een levenslange uitkering.

Bron: Prevent, Baloise Insurance, De Tijd

Op 14 april 2016 verscheen een KB dat een aantal bepalingen rond verlichting en luchtverversing wijzigt in het KB arbeidsplaatsen.
Wijziging
Het KB van 25 maart 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden brengt enkele verduidelijkingen aan en wijzigt verschillende regels in verband met verlichting en luchtverversing in het KB arbeidsplaatsen.
Dat KB arbeidsplaatsen (KB van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden – BS 5 november 2012) bevat de algemene regels die van toepassing zijn op arbeidsplaatsen. Dit zijn de bepalingen die vroeger versnipperd lagen over het volledige ARAB. Het KB arbeidsplaatsen regelt zes aspecten van arbeidsplaatsen. Verlichting (afdeling II) en luchtverversing (afdeling IV) zijn twee van die aspecten.
Verlichting
Het oude artikel 34 van het KB arbeidsplaatsen wordt vervangen. Werkgevers die de eisen inzake verlichting hebben bepaald aan de hand van de normen NBN EN 12464-1 en de norm NBN EN 12464-2 (zoals voorgeschreven in het oude art. 34), worden nog steeds geacht te voldoen aan de voorschriften uit het KB. Voor de werkgevers die deze normen niet hebben gebruikt, wordt een nieuwe bijlage toegevoegd aan het KB arbeidsplaatsen (Bijlage II) met minimumvoorschriften waaraan de verlichting van de arbeidsplaatsen moet beantwoorden. In de oude versie van de tekst stond dat de minister de minimumvoorwaarden voor verlichting ging bepalen, maar tot op heden was dit nog niet gebeurd.
Noodverlichting
Ook artikel 35 van het KB arbeidsplaatsen wordt vervangen. De oude bepaling over noodverlichting in geval van “bijzondere risico’s” wordt verduidelijkt in het nieuwe artikel 35. De nieuwe tekst heeft het over “een verlichting die bijdraagt aan de veiligheid van de personen die bezig zijn met een mogelijk gevaarlijke activiteit of zich in een mogelijk gevaarlijke situatie bevinden en die het hen mogelijk maakt een gepaste afsluitprocedure uit te voeren voor de veiligheid van de bediener en andere aanwezigen in het gebouw”. De sterkte van deze (nood-)verlichting mag volgens het nieuwe artikel 35 niet minder zijn dan 10 % van de normaal vereiste verlichtingssterkte voor de betreffende taak.
Luchtverversing
In het oude artikel 36 wordt het begrip “zuivere lucht” vervangen door de term “verse lucht”. Er werd gekozen voor “verse lucht” aangezien lucht in principe nooit volledig zuiver kan zijn.
De oude bepaling over 30 m³ lucht per uur en per aanwezige werknemer verdwijnt en wordt vervangen door nieuwe voorschriften die niet langer gebaseerd zijn op het debiet (m³), maar wel op de CO²-concentratie. Onder het nieuwe artikel 36 moet de werkgever de nodige technische of organisatorische maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de CO²-concentratie in de werklokalen lager blijft dan 800 ppm. Uitzonderingen zijn mogelijk wanneer de werkgever kan aantonen dat dit om objectieve en gegronde redenen niet mogelijk is.
In elk geval mag de CO²-concentratie in de werklokalen nooit hoger zijn dan 1200 ppm.
Luchtvochtigheid
Ook in artikel 38 over luchtverversingsinstallaties wordt het begrip “zuivere lucht” vervangen door “verse lucht”. Daarnaast verdwijnt de oude regel dat de luchtverversingsinstallatie rekening moet houden met de wetenschappelijke normen betreffende de relatieve luchtvochtigheid. Het nieuwe artikel 38 bepaalt dat “de over een werkdag gemiddelde relatieve luchtvochtigheid, tussen 40 en 60 % ligt, tenzij dit om technische redenen niet mogelijk is”. De relatieve luchtvochtigheid mag tussen 35 en 70 % liggen “indien de werkgever aantoont dat de lucht geen chemische of biologische agentia bevat die een risico kunnen vormen voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezige personen op de arbeidsplaats”.
In werking
De nieuwe regels treden in werking op de tiende dag na de verschijning in het Staatsblad.

Bron: Preventmail