Op 26 februari 2018 verscheen een KB in het Belgisch Staatsblad dat wijzigingen aanbrengt inzake verplichte meldingen aan Toezicht Welzijn op het werk. Hierdoor is het voortaan ook niet meer verplicht om het jaarverslag van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk in te sturen. Het moet wel nog steeds opgemaakt en bijgehouden worden.

Wettelijk kader

Het KB van 7 februari 2018 verscheen op 26 februari 2018 met als titel KB tot opheffing van diverse bepalingen betreffende notificaties aan de met het toezicht belaste ambtenaar die in toepassing van artikel 17 van het Sociaal Strafwetboek werd aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan. Het KB wijzigt verscheidene artikels in de Codex welzijn op het werk die alle betrekking hebben op verplichte meldingen aan Toezicht welzijn op het werk (inspectie). Lees Minder verplichte kennisgevingen voor het overzicht van alle wijzigingen.

Jaarverslag niet insturen, wel bijhouden

Het KB vervangt art. I.2-22 over het jaarverslag. De nieuwe bepaling zegt dat het jaarverslag van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk moet bijgehouden worden zodat het ter beschikking is van de inspectie. In dit artikel is geen sprake meer van een termijn voor het opmaken van het verslag maar het artikel over het bezorgen van het jaarverslag aan het comité is onveranderd gebleven. De interne dienst moet ten minste vijftien dagen voor de vergadering van de maand februari het jaarverslag van de interne dienst aan de comitéleden sturen (art. II.7-24). De termijn voor het opmaken van het jaarverslag blijft dus januari – februari.
Het KB treedt in werking 10 dagen na de verschijning in het staatsblad op 8 maart 2018. Dit wil zeggen dat het jaarverslag voor het jaar 2017 niet meer hoeft doorgestuurd te worden naar de FOD.

Wijzigingen aan Codex welzijn op het werk, art. I.2-22

Boek I – Algemene beginselen, Titel 2 – Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de werkgever in verband met bepaalde documenten

Art. I.2-22

Oude tekst
Nieuwe tekst
De werkgever stuurt aan de met het toezicht belaste ambtenaar een volledig jaarverslag over de werking van de interne dienst uiterlijk binnen drie maanden na het afgelopen burgerlijk jaar waarop het betrekking heeft.

 

De werkgever houdt het jaarverslag van de interne dienst, bedoeld in artikel II. 1-6, § 1, 2°, b), ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren

Jaarverslag opmaken

Het opmaken van het jaarverslag is een opdracht van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (Codex, II.1-6, §1, 2°, b). De inhoud van het jaarverslag wordt vastgelegd in bijlage II.1-3. Het jaarverslag bevat 11 rubrieken waarin informatie meegedeeld moet worden over arbeidsongevallen, het gezondheidstoezicht, psychosociale interventies, de activiteiten van de dienst, enz.
Op de website van de Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg staat een verklarende nota die uitlegt hoe de verschillende rubrieken ingevuld moeten worden. Er zijn ook modelformulieren in Word ter beschikking.

Bron: Prevent

Voor 57 categorieën van machines voor gebruik buitenshuis gelden op Europees vlak specifieke regels met betrekking tot de geluidsemissies. Deze regels worden opgelegd door de Europese richtlijn 2000/14/EG. Deze richtlijn is in herziening.

Geluidsvermogen
Met geluidsvermogen bedoelt men de totale geluidsenergie van een machine of werktuig.
Om het gewaarborgde geluidsvermogen te bepalen, meet de producent het geluidsvermogen en voegt daaraan een marge toe voor mogelijke variaties in de productie en de metingen. Het gewaarborgde geluidsvermogen ligt altijd hoger dan het gemeten geluidsvermogen.

Reglementering in herziening
De Europese Richtlijn 2000/14/EG (richtlijn van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis) regelt de geluidsemissie van materieel voor gebruik buitenshuis. De Europese Commissie heeft in het kader van de herziening van deze richtlijn een publieke consultatie gelanceerd om de actuele wetgeving te evalueren. Met deze consultatie (beschikbaar in 6 talen) wil de Commissie bijdragen verzamelen van alle geïnteresseerde partijen, stakeholders en burgers.
Richtlijn 2000/14/EG werd omgezet in Belgische wetgeving door het KB van 6 maart 2002 betreffende het geluidsvermogen van materieel voor gebruik buitenshuis (BS van 12 maart 2002).

Betrokken producten
Onder de richtlijn vallen machines en werktuigen die in de bewoonde zones worden gebruikt en die daarom kunnen bijdragen tot geluidshinder in de leefomgeving, ongeacht of ze voor professioneel of voor privaat gebruik bedoeld zijn.
De reglementering beoogt niet alleen de bescherming van de gezondheid en het algemeen welzijn, maar heeft ook oog voor de goede werking van de interne markt.
De reglementering is van toepassing op 57 soorten machines en werktuigen, van bouwmachines tot grasmaaiers.

Vereisten
Op elke machine en elk apparaat die onder deze richtlijn vallen, moet de fabrikant naast de CE-markering ook een vermelding aanbrengen van het gewaarborgde geluidsvermogen. Voor sommige categorieën (opgenomen in bijlage XI van het KB van 6 maart 2002, zoals bv. heftrucks) zijn geluidsgrenswaarden opgelegd (zie kader 1). Voor andere machines en werktuigen (opgenomen in bijlage XII van het KB van 6 maart 2002) gelden geen grenswaarden; enkel een geluidsmarkering is verplicht (bv. kettingzagen, houthakselaars) (zie kader 2).
Naast de CE-markering met vermelding van het gewaarborgde geluidsvermogen moet het materieel ook vergezeld zijn van de EG-verklaring van overeenstemming. Naar gelang de categorie waartoe het materieel behoort, gelden er verschillende conformiteitsbeoordelingsprocedures waarbij ook de tussenkomst van een aangemelde instantie vereist is.

Controle
De overheid heeft het recht om het materieel op de markt te controleren en geluidsmetingen uit te voeren. Materieel dat niet voldoet aan de voorschriften van het KB van 6 maart 2002 kan door de overheid uit de handel genomen worden.

Bron: Prevent