Regels rond verlichting en verluchting gewijzigd in KB arbeidsmiddelen

Op 14 april 2016 verscheen een KB dat een aantal bepalingen rond verlichting en luchtverversing wijzigt in het KB arbeidsplaatsen.
Wijziging
Het KB van 25 maart 2016 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden brengt enkele verduidelijkingen aan en wijzigt verschillende regels in verband met verlichting en luchtverversing in het KB arbeidsplaatsen.
Dat KB arbeidsplaatsen (KB van 10 oktober 2012 tot vaststelling van de algemene basiseisen waaraan arbeidsplaatsen moeten beantwoorden – BS 5 november 2012) bevat de algemene regels die van toepassing zijn op arbeidsplaatsen. Dit zijn de bepalingen die vroeger versnipperd lagen over het volledige ARAB. Het KB arbeidsplaatsen regelt zes aspecten van arbeidsplaatsen. Verlichting (afdeling II) en luchtverversing (afdeling IV) zijn twee van die aspecten.
Verlichting
Het oude artikel 34 van het KB arbeidsplaatsen wordt vervangen. Werkgevers die de eisen inzake verlichting hebben bepaald aan de hand van de normen NBN EN 12464-1 en de norm NBN EN 12464-2 (zoals voorgeschreven in het oude art. 34), worden nog steeds geacht te voldoen aan de voorschriften uit het KB. Voor de werkgevers die deze normen niet hebben gebruikt, wordt een nieuwe bijlage toegevoegd aan het KB arbeidsplaatsen (Bijlage II) met minimumvoorschriften waaraan de verlichting van de arbeidsplaatsen moet beantwoorden. In de oude versie van de tekst stond dat de minister de minimumvoorwaarden voor verlichting ging bepalen, maar tot op heden was dit nog niet gebeurd.
Noodverlichting
Ook artikel 35 van het KB arbeidsplaatsen wordt vervangen. De oude bepaling over noodverlichting in geval van “bijzondere risico’s” wordt verduidelijkt in het nieuwe artikel 35. De nieuwe tekst heeft het over “een verlichting die bijdraagt aan de veiligheid van de personen die bezig zijn met een mogelijk gevaarlijke activiteit of zich in een mogelijk gevaarlijke situatie bevinden en die het hen mogelijk maakt een gepaste afsluitprocedure uit te voeren voor de veiligheid van de bediener en andere aanwezigen in het gebouw”. De sterkte van deze (nood-)verlichting mag volgens het nieuwe artikel 35 niet minder zijn dan 10 % van de normaal vereiste verlichtingssterkte voor de betreffende taak.
Luchtverversing
In het oude artikel 36 wordt het begrip “zuivere lucht” vervangen door de term “verse lucht”. Er werd gekozen voor “verse lucht” aangezien lucht in principe nooit volledig zuiver kan zijn.
De oude bepaling over 30 m³ lucht per uur en per aanwezige werknemer verdwijnt en wordt vervangen door nieuwe voorschriften die niet langer gebaseerd zijn op het debiet (m³), maar wel op de CO²-concentratie. Onder het nieuwe artikel 36 moet de werkgever de nodige technische of organisatorische maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de CO²-concentratie in de werklokalen lager blijft dan 800 ppm. Uitzonderingen zijn mogelijk wanneer de werkgever kan aantonen dat dit om objectieve en gegronde redenen niet mogelijk is.
In elk geval mag de CO²-concentratie in de werklokalen nooit hoger zijn dan 1200 ppm.
Luchtvochtigheid
Ook in artikel 38 over luchtverversingsinstallaties wordt het begrip “zuivere lucht” vervangen door “verse lucht”. Daarnaast verdwijnt de oude regel dat de luchtverversingsinstallatie rekening moet houden met de wetenschappelijke normen betreffende de relatieve luchtvochtigheid. Het nieuwe artikel 38 bepaalt dat “de over een werkdag gemiddelde relatieve luchtvochtigheid, tussen 40 en 60 % ligt, tenzij dit om technische redenen niet mogelijk is”. De relatieve luchtvochtigheid mag tussen 35 en 70 % liggen “indien de werkgever aantoont dat de lucht geen chemische of biologische agentia bevat die een risico kunnen vormen voor de veiligheid en de gezondheid van de aanwezige personen op de arbeidsplaats”.
In werking
De nieuwe regels treden in werking op de tiende dag na de verschijning in het Staatsblad.

Bron: Preventmail